Maatregelen Arbocatalogus

Aard fysieke belasting (*)

Niveau arbeidshygiënische strategie

Bron

Collectief

Technisch

Collectief

Organisatorisch

Individueel

PBM’s

1. Risico’s inventariseren Alle Niet van toepassing
2. Inkoop en werkvoorbereiding inzetten als preventiemaatregel Alle x x
3. Aanpassen werk voor kwetsbare groepen Alle x
4. Tilhulpmiddelen gebruiken TiDr x
5. Transportmiddelen gebruiken TiDr, DuTr x x
6. Geschikte vloer aanschaffen en onderhouden TiDr Wh, Eb x x
7. Temperatuur dansruimte goed inregelen Eo x
8. Aangepaste trekkenwand gebruiken TiDr x
9. Laad- en losramp / drempelplaat gebruiken DuTr x
10. Passende stoelen aanschaffen Wh x
11. Werkhoogte aanpassen TiDr x
12. Voorlichting en instructie organiseren Alle x
13-16. Ergonomisch en gezond gedrag stimuleren Alle x

(*) Aard fysieke belasting: TiDr = Tillen en dragen; DuTr = duwen en trekken; Wh= werkhouding; Eb = energetische belasting

De werknemersvertegenwoordiging is een belangrijke partner bij zowel de keuze als de invoering van maatregelen. Het is dan ook van belang de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging te betrekken bij dit proces.

Maatregel 1 Risico’s inventariseren

Om een goed preventiebeleid te kunnen voeren als organisatie is het allereerst belangrijk om overbelasting te herkennen. Met een goed beeld van de risico’s kun je beslissen om welke (extra) maatregelen je neemt.

Herkennen

Gebruik hiervoor het branche instrument van Kunsteducatie voor de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E).

Vragen in de branche-RI&E Kunsteducatie over fysieke belasting

5.1 Is de lichaamshouding van alle medewerkers gunstig?
5.2 Tillen medewerkers regelmatig veel of zwaar?
5.3 Moeten medewerkers vaak zwaar duwen, trekken en een grote krachtsinspanning leveren?

Hieronder vind je normen voor tillen en dragen en duwen en trekken. Voor werkhoudingen zijn geen duidelijk normen. Evenmin om de energetische belasting van docenten goed te beoordelen.

Normen voor fysieke belasting
Tillen en dragen Het maximale tilgewicht is 23 kilo. In veel situaties ligt het maximum toelaatbare gewicht al snel veel lager. Om dit te beoordelen kan je de NIOSH-methode gebruiken.

Vuistregels voor tillen zijn:

  • Tillen boven hoofdhoogte (175 cm): 4 kg;
  • Tweehandig tillen van grond tot heuphoogte dicht bij het lichaam: 15 kg;
  • Tweehandig tillen tussen knie- en borsthoogte: 12 kg;
  • Tweehandig tillen van grond tot heuphoogte verder van het lichaam: 10 kg
  • Tweehandig tillen rond heuphoogte en 90° draaien: 8 kg
  • Tweehandig tillen grondheuphoogte ver van het lichaam plus draaiing rug: 6 kg
  • Zittend, knielend of gehurkt tillen: 10 kg; Eenhandig tillen in gunstige situatie: 17 kg

Vuistregels voor dragen zijn:

  • Streef ernaar om het verplaatsen van lasten over grotere afstand (> 20 meter) te vermijden.
  • Dragen bij voorkeur met 2 handen met de last op borsthoogte
  • Beperk de te dragen last zoveel mogelijk tot 11 kg
  • Streef ernaar om zoveel mogelijk in 1 vlak te dragen (geen trappen of hellingen)
  • Dragen van een last met een frequentie boven de 10 keer per minuut (op basis van bovenstaande waarden) zoveel mogelijk voorkomen.
Duwen en trekken Het duwen en trekken van lasten op wielen door één persoon (karren e.d.): maximaal 400 kilo (kar plus lading) in horizontale richting, dus zonder helling;

Duwen: de maximale benodigde kracht om een last in beweging te brengen mag de volgende grenswaarden niet overschrijden: 30 kilo onder optimale omstandigheden (lage frequentie, korte afstand) en 16 kilo onder minder optimale omstandigheden (hoge frequentie, lange afstand);

Duwen en trekken: de maximale benodigde kracht om een last in beweging te houden mag de volgende grenswaarden niet overschrijden: 20 kilo onder optimale omstandigheden (lage frequentie, korte afstand) en 6 kilo onder minder optimale omstandigheden (hoge frequentie, lange afstand);

Trekken: de maximale benodigde kracht om een last in beweging te brengen mag de volgende grenswaarden niet overschrijden: max. 20 kilo over max. 2 meter, maximaal 12 maal per uur en max. 20 kilo over maximaal 8 meter bij een frequentie van maximaal 1 keer per 8 uur

 

 

Beoordelen

Als er fysieke belasting voorkomt is een verdiepend onderzoek nodig om vast te stellen of dat toelaatbaar is. Dat verdiepend onderzoek geeft ook een handreiking voor de maatregelen. Gebruik hiervoor de volgende methoden:

  • KIM tillen voor tillen, vasthouden en dragen
  • KIM duwen en trekken of de DUTCH voor duwen en trekken van rollend materieel
  • WHI voor ongunstige werkhoudingen.

Deze methoden geven een getalsmatige uitkomst. Voor de KIM en WHI geldt dat als de risicoscore hoger is dan score 100, aanpassingen noodzakelijk zijn. Voor de DUTCH als de score hoger is dan 50. In dat geval moeten er maatregelen getroffen worden. Daarbij wordt de arbeidshygiënische strategie gevolgd

Maatregel 2 Inkoopbeleid en werkvoorbereiding inzetten als preventiemaatregel

Met goede inkoopvoorwaarden en een goede werkvoorbereiding voorkom je fysieke overbelasting.

  • Inkoop – ergonomische eisen in programma van eisen: bij aankoop van meubilair en gereedschap of bij verbouw en herinrichting van werkruimten wordt in de het programma van eisen ook ergonomische eisen meegenomen.
  • Inkoop – beperk gewicht van verpakkingseenheden bij zware verpakkingen (> 20 kg). Kleinere verpakkingen verlagen de belasting. Dit staat op gespannen voet met de prijs en hoeveelheid verpakkingsmateriaal. Vraag leveranciers van zware pakketten of dozen (> 10 kg) om het gewicht op de verpakking zetten. Dan kan je als medewerker passende maatregelen treffen.
  • Inrichting opslag en magazijn:
    Gebruik onderstaande adviezen voor een goede indeling van de magazijnstellingen:

    • Hoge omloopsnelheid en hoog gewicht
      Plaats de producten tussen heup- en ellebooghoogte, zodat de medewerker rechtop kan staan en niet door de knieën hoeft.
      De schaphoogte is tussen 90-110 cm vanaf de vloer.
    • Lage omloopsnelheid en hoog gewicht
      Plaats de producten tussen knie- en heuphoogte.
      De schaphoogte is tussen 50-110 cm vanaf de vloer.
    • Hoge omloopsnelheid en laag gewicht
      Plaats de producten zo hoog dat deze zonder bukken of gebruik van een trap te grijpen is. De schaphoogte is tussen 75-170 cm vanaf de vloer.
    • Lage omloopsnelheid en laag gewicht (<4 kg)
      Deze producten lenen zich goed voor boven schouderhoogte, mits hierin geen gevaar schuilt. Glazen potten bijvoorbeeld zijn hiervoor ongeschikt. Voor het pakken van de producten kan een trap worden gebruikt. De onderste schappen komen ook in aanmerking voor lichte producten die zelden worden gebruikt. De schaphoogte is > 170 cm vanaf de vloer.
    • Magazijnstelling zijn maximaal 175 cm hoog.
      Plaats geen producten of materialen hoger dan 175 cm. Als dat wel het geval is, gebruik dan een trap op ladder.  Let op! Trappen en ladders moeten veilig zijn en stabiel zijn opgesteld.
  • Decorstukken: houd bij het ontwerp rekening met de hanteerbaarheid (gewicht, afmetingen, grip). Als handmatig tillen en dragen te zwaar is dan zijn hulpmiddelen nodig.

Maatregel 3 Aanpassen van werk voor kwetsbare groepen

Jongeren

Voor jongeren (jonger dan 18 jaar) gelden strengere regels betreffende zwaar werk en werktijden omdat zij minder belastbaar zijn.  Wanneer in je organisatie (regelmatig) jongeren werken zorg je dat de volgende richtlijnen worden gehanteerd:

  • Jongeren tot 16 jaar mogen alleen lichte werkzaamheden verrichten
  • 15-jarigen mogen niet zwaarder tillen dan 10 kg en niet meer dan 20 kg duwen en trekken
  • Jongeren tot 18 jaar mogen geen nachtarbeid verrichten.
  • Jongeren tot 18 jaar mogen niet worden blootgesteld aan trillingen.

Werken tijdens zwangerschap of borstvoeding

Fysiek zwaar werk, zoals tillen, dragen, duwen en trekken, kracht zetten, langdurig staan en bukken kan tijdens zwangerschap en borstvoeding gezondheidsproblemen geven voor de (aanstaande) moeder en het (ongeboren) kind.

Informeer en nodig collega’s uit die zwanger zijn of borstvoeding geven om met hun leidinggevende het gesprek aan te gaan over belasting van werk en de belastbaarheid. Belangrijke input voor dit gesprek is het advies van de bedrijfsarts. Informeer zwangeren en vrouwen met een kinderwens dat ze recht hebben op zo’n consult en zonder toestemming van hun leidinggevende dit kunnen aanvragen bij de Arbodienst of bedrijfsarts.

Neem in ieder geval onderstaande regels in acht.

Gedurende de gehele zwangerschap

  • Voorkom bukken, hurken en knielen zoveel mogelijk
  • Beperk met de hand gewichten tillen zoveel mogelijk
  • Houd je aan het maximale tilgewicht van 10 kg
  • Beperk langdurig staan zoveel mogelijk, vooral vanaf de dertigste week van je zwangerschap
  • Vermijd nachtdiensten en onregelmatig werk (je werkgever kan je niet meer verplichten dit werk te doen).

Vanaf de 20ste week van de zwangerschap

  • Til niet meer dan 10 keer 5 kg per dag
  • Loop niet meer dan 3 uur per dag
  • Sta niet langer dan 2 uur per dag
  • Buk niet meer dan 25 keer per dag
  • Loop niet meer dan 5 keer trappen per dag.

Vanaf de 30ste week van de zwangerschap

  • Til niet meer dan 5 keer 5 kg per dag
  • Zorg dat je niet meer dan 1 keer per uur hurkt, knielt, bukt of staande voetpedalen bedient.

Tot 3 maanden na de bevalling

  • Voorkom bukken, hurken en knielen zoveel mogelijk
  • Til niet meer dan het maximale tilgewicht van 10 kg in één tilhandeling.

Tot 6 maanden na de bevalling

  • Bouw lichamelijk belastende werkzaamheden langzaam op. Dit geldt met name voor tillen, dragen, duwen en trekken en kracht zetten.

Oudere dansdocenten

Dansdocent zijn is een fysiek inspannend beroep. En naarmate de jaren vorderen neemt je belastbaarheid af. Doorgaan tot je pensioenleeftijd met een vol lesrooster lukt in de regel dan ook niet. Het is daarom belangrijk om met elkaar (werkgever en docent en docenten onderling) in gesprek te gaan hoe je daar mee omgaat en welke afspraken je daarover kunt maken. De instelling organiseert voor alle werkenden de volgende oplossingen:

  • De voorzieningen op orde: geschikte vloer, geschikte temperatuur dansruimte.
  • Voorlichting en instructie
  • Aanpassen van didactische werkvormen (zie voorlichting en instructie)
  • Organiseren providerboog voor preventie
    Organiseer ondersteuning voor preventie van fysieke overbelasting. De providerboog kan bestaan uit een masseur, leraar Alexander Techniek en/of fysiotherapeut.
  • Aanpassen van de roostering en pauze tijden:
    • Oudere dansdocenten minder lesuren in de avonden (en meer overdag)
    • Individuele voorkeuren inroosteren ten aanzien van pauzes tussen lessen.

Maatregel 4 Tilhulpmiddelen gebruiken

Wanneer je meer dan 1x in 15 minuten zware goederen (> 25 kg) moet tillen gebruik je een tilhulpmiddel. Voor goederen boven de 50 kg gebruik je altijd een hulpmiddel.

Er zijn verschillende soorten tilhulpmiddelen voor gebruik van verschillende lasten.

  • Een heftruck
  • Een schaarhefwagen is een combinatie van schaartafel en wagen. Met behulp van een hydraulisch systeem wordt een plateau of en pallet op de juiste hoogte geplaatst. Zo kan ook een goede werkhoogte aangehouden worden.
  • Een mobiele dozen-, kratten- of vatentilhulp is bruikbaar als tilhulpmiddel en transportmiddel.
  • Een vacuümheffer voor het oppakken en verplaatsen van bijvoorbeeld dozen of zakken.

Ook door gebruik van een laadklep in een bestelauto hoeft er minder getild en gedragen te worden. Deze oplossing is zowel geschikt voor horizontaal als verticaal verplaatsen van goederen. De goederen kunnen op een verrijdbare kar of onderstel in de auto gereden worden.

Maatregel 5 Transportmiddelen gebruiken

Voorkom dragen van lasten zoveel mogelijk. Dragen van lasten is fysiek belastend. Het kost meer kracht dan het duwen of trekken van een kar met lasten. Daarnaast kan met een kar meerdere lasten tegelijk verplaatst worden. Dit werkt efficiënter.

Stel transportmiddelen ter beschikking voor het transport van goederen en voorzieningen van de laad- en losruimte naar het lokaal of zaal. Er zijn verschillende soorten transportkarren, afhankelijk van de goederen, de werkomgeving en het gebruik. Je kiest de juiste wagen voor de beoogde toepassing. Niet op iedere locatie zijn alle hulpmiddelen voorhanden. Als elektrische transportmiddelen niet voorradig zijn maak je gebruik van een handmatig te verplaatsen transportmiddel.

Voorbeelden van de transportmiddelen
·       Rolcontainer:
Rolcontainers worden gebruikt bij het aan- en afvoer van goederen. Rolcontainers dienen niet in de bereidingsruimte gebruikt te worden.
·       Steekwagen:
Voor het verplaatsen van zware goederen die op de grond of pallet staan kan een steekwagen een uitkomst bieden. Zorg ervoor dat de steekwagen niet te vol geladen wordt en dat de zwaarste lasten onderop staan.
·       Onderstel op wielen:
Er zijn diverse onderstellen op wieltjes (ook wel dolly/trolley/hondje genoemd). Ze zijn geschikt om gestapelde dozen of kratten te verplaatsen.
·       Doekenkar:
Kar met tenminste twee zwenkwielen. Open aluminiumframe voorzien van doeken zak of geperforeerde wanden zodat doeken kunnen ademen. Voor opruimen van theatergordijnen, podiumgordijnen e.d.
·       Koffiewagen:
Een bijzonder soort wagen is de koffiewagen. Het kan variëren van een gewone wagen met daarop een koffiecontainer en wat kopjes, tot een speciaal voor koffie gebouwde verrijdbare automaat.
·       Palletwagen:
De handpalletwagen (pompwagen) is bedoeld voor horizontaal pallettransport.

Eisen aan transportmiddelen

Voor alle karren is de keuze van de wielen erg belangrijk.

  • Een grote kar heeft bij voorkeur twee vaste wielen en twee zwenkwielen. De kar is koersstabiel. De zwenkwielen zitten aan de kant van de duwbeugels. Een klein karretje of onderstel op wielen is geschikt voor vier zwenkwielen. Deze manoeuvreren gemakkelijker.
  • De wielen zijn bij voorkeur groter dan 12 cm in doorsnede. Hoe groter en hoe zwaarder de kar, des te groter de wielen. Grote wielen hebben minder rolweerstand en rijden gemakkelijker en lichter.
  • De wielen moeten passen bij de ondergrond en de last. Op een harde egale ondergrond zonder of met een enkele drempel zijn harde wielen het meest geschikt. Bij een oneffen ondergrond en zware belading rijden karren met luchtbanden en kogellagers beter.
  • Wanneer de vloer niet vlak is en uit hellingen bestaat of wanneer de kar vanuit een vrachtwagen op een laadklep komt te staan, is het belangrijk dat de wielen vastgezet kunnen worden met een rem.

De kar bevat duwbeugels.

  • Duwbeugels zijn bij voorkeur verticaal op de kar geplaatst zodat, ongeacht de lengte van de gebruiker, de kar rechtopstaand geduwd kan worden.
  • Horizontaal geplaatste duwbeugels zijn op borsthoogte aangebracht.
  • De duwbeugels bevinden zich aan de kant van de zwenkwielen.

De karren worden goed onderhouden.

  • Verwijder regelmatig vuil rondom de lagers, zodat de wielen soepel rijden.
  • Karren met een mankement worden direct uit het proces gehaald en onderhouden/gerepareerd.
  • Loop ieder jaar alle karren na op mankementen, beschadiging en slijtage.

Maatregel 6 Geschikte vloer aanschaffen en onderhouden

Zorg voor een geschikte vloer.

Dansvloer

De noodzaak voor een goede vloer is niet alleen geldig voor de lessituatie maar zeker ook bij het geven van uitvoeringen. Een goede dansvloer dient voldoende vering te geven om blessures te voorkomen.

Een goede dansvloer is niet te stroef maar ook niet te glad. Dit is voor een deel afhankelijk van het type dans, elke dansvorm heeft zijn voorkeur ten aanzien van grip. Dansvloeren vragen daarom om een goed onderhoud. Dat kan betekenen dat er dagelijks wordt schoongemaakt, tussen lesuren door om te voorkomen dat hij te glad wordt.

Transport

De vloer voldoet aan de volgende eisen om fysieke overbelasting van intern transport te beperken:

  • heeft een voldoende stroef oppervlak waardoor de medewerker goed kan afzetten en rollend materiaal makkelijk in beweging komt;
  • is egaal en drempelvrij;
  • is vlak en vrij van hellingen. Als er toch hellingen zijn dan moeten deze voldoende stroef, vast en stabiel zijn. De hellingshoek mag maximaal 5º bedragen.

Maatregel 7 Temperatuur dansruimte goed inregelen

De temperatuur van de dansruimte moet vrij koel zijn. Geadviseerd wordt een temperatuur aan te houden tussen de 15 en 20˚C. En de temperatuur wordt afgestemd op de intensiteit van de dans. Bij dansvormen met een grote fysieke inspanning, zoals hip hop en break dance, zal de temperatuur lager moeten staan dan bij dansvormen die minder fysiek inspannend zijn (zoals klassieke dans, ballet). Dat heeft ook gevolgen voor de roostering van het lesprogramma (dat niet afwisselend de temperatuur omhoog en weer naar beneden moet).

Een koele danszaal betekent ook dat docent en leerlingen hun kleedgedrag aanpassen; ze dragen voldoende kleding tijdens de warming-up en na de les (wanneer men bezweet is).

Maatregel 8 Aangepaste trekkenwand gebruiken

Als de theatertechnische hijsinstallatie (trekkenwand) niet is gemechaniseerd dan voldoet de installatie aan de volgende eisen:

  • Aangepaste kluitenstang: per trek is het te belasten gewicht maximaal 75 kilo.
  • Het kluitgewicht is maximaal 6 kilo
  • Gebruik van kluitentafel voor transport van de kluiten.

Let op! De trekkenwand is een hijsinstallatie en het vraagt specifieke vaardigheden om die veilig te bedienen. Hiervoor is het met goed gevolg afleggen van de ‘Opleiding trekkenwand’ verplicht.

Maatregel 9 Laad- en losramp gebruiken

Oprijplaten worden gebruikt bij het laden en lossen van vrachtwagens. Hoogteverschillen in het magazijn en naar de laadruimte worden hiermee overbrugd.

De route die de karren afleggen is zoveel mogelijk drempelvrij. Als dat niet het geval is dan worden drempelplaten gebruikt bij het rijden met karren.

Bij hoogteverschillen worden drempelplaten ter beschikking gesteld.

Maatregel 10 Passende stoelen aanschaffen

Een passende stoel is een stoel waarbij je de voeten plat op de grond kan plaatsen en de bovenbenen zoveel mogelijk op de zitting rusten. En de zitdiepte van de stoel is zo dat de rugleuning gebruikt kan worden zonder dat de knieholtes worden afgeklemd. Deze eisen gelden voor alle soorten stoelen (bureaustoelen, werkbank-stoelen of stoelen om te musiceren). Als er geen instelbare stoelen zijn is het belangrijk dat er tenminste twee maten zijn (47 cm en 51 cm zithoogte).

Maatregel 11 Werkhoogte aanpassen

Het is belangrijk om de handen op een zodanig hoogte te laten werken dat in een goede houding gewerkt kan worden. Met de rug recht, de bovenarmen bij de romp en ontspannen schouders moeten de onderarmen horizontaal op het werkblad liggen. Werktafels hebben daarom een goede hoogte nodig. Om een goede werkhoogte voor de handen te creëren, zijn de volgende maatregelen mogelijk:

  • Een in hoogte verstelbare tafel (voor optimale instelmogelijkheid en/of afwijkende werkstukken)
  • Afwisselen tussen zitten en staan.

Als meerdere docenten gebruik maken van hetzelfde werkblad, dan moet de hoogte voor kleinere en langere docenten aangepast kunnen worden. Dat los je op door één van de volgende maatregelen:

  • een hoge en een lage tafel zodat de docent de tafel die het best bij zijn lengte past, kan gebruiken;
  • een losse verhoger op het werkblad, speciaal voor de langere medewerkers, een losse verhoger (sta-plateau) op de vloer, speciaal voor de kleinere medewerkers;

een in hoogte verstelbare werktafel.

Maatregel 12 Voorlichting en instructie organiseren

Voorlichting en training krijgt iedereen die fysiek belastend werk doet. Hoe meer kans op overbelasting, hoe uitgebreider de voorlichting. Dat zijn in de eerste plaats natuurlijk de medewerkers. Maar denk vooral ook aan invalkrachten, student-medewerkers en stagiaires.

Voor het geven van voorlichting volg de je volgende stappen:

  1. Bepaal per doelgroep het doel.

Dat zijn in de eerste plaats natuurlijk de medewerkers. Denk bovendien aan nieuwe en tijdelijke medewerkers, stagiaires en wat je hen in het inwerkprogramma kunt aanbieden. En aan bijzondere groepen: zwangeren, jongeren (<18 jaar), ouder wordende dansdocenten. Bij het doel kijk je naar wat je wilt bereiken en hoever je doelgroep nu van het doel verwijderd is. Weten de deelnemers bijvoorbeeld al hoe ze gezond kunnen tillen? Of heb je gezien dat ze dat niet altijd doen en streef je naar gedragsverandering? Stem je programma goed af op je doelgroep en doel.

  1. Inhoud

De inhoud is afhankelijk van doel en doelgroep. Daarbij wordt in ieder geval vastgesteld of een of meerdere van onderstaande topics aan bod komt:

  • Gezondheidsrisico’s en symptomen van overbelasting
  • De beoordeling van de fysieke belasting en de maatregelen voor concrete werkzaamheden.
  • Aanleren van juiste werkhouding en andere maatregelen.
  • Verwachtingen van het gedrag van medewerkers (werkhouding, inzet hulpmiddelen e.d.)
  • Voor dansdocenten:
    • bespreek de mogelijkheden om met ander gedrag de fysieke belasting te beperken;
    • de beschikbare providerboog bij de organisatie om lichamelijke klachten te voorkomen (zoals masseur, fysiotherapie, leraar Alexander Techniek).

Je kunt medewerkers veel mogelijkheden bieden om gezond te werken, maar het is ook belangrijk dat zij daar iets mee doen. Bovendien mag je van medewerkers verwachten dat zij zelf regie nemen en ervoor zorgen dat ze nu en in de toekomst fit en inzetbaar blijven. Je boodschap bij luidt daarom bijvoorbeeld: ‘Dit wordt er van je verwacht en omgekeerd kun je rekenen op steun van je organisatie.’

  1. Vorm en frequentie

Zorg voor een actieve werkvorm bij trainingen. En geef deelnemers de gelegenheid tot het stellen van vragen. Fris kennis en vaardigheden geregeld op. Vaak komt er meer bewustwording en gedragsverandering tot stand door maandelijks een half uurtje ‘tijd voor tillen’ te nemen, dan door er jaarlijks een hele dag training over te volgen.

Het gehele programma wordt tenminste elke vijf jaar herhaald.

Maatregel 13 Ergonomisch gedrag bij zittend musiceren stimuleren

  • Gebruik een stoel met de juiste zithoogte: de voeten moet je plat op de grond kunnen plaatsen en de bovenbenen moeten zoveel mogelijk op de zitting rusten.
  • Balans tussen zithoogte en werkhoogte, bij voorkeur de onderarmen horizontaal kunnen houden bij het bespelen van het instrument.
  • De zitdiepte van de stoel is zo dat de rugleuning gebruikt kan worden zonder dat de knieholtes worden afgeklemd.
  • Trainen van rugspieren en zorgen voor een algehele goede conditie, want de gevolgen van het lang stil en in één houding zitten is niet alleen met hulpmiddelen te voorkomen.

Maatregel 14 Gezond gedrag dansdocenten stimuleren

  • Doe voorafgaand aan de les(sen) een warming-up, gericht op balans en soepelheid van de spieren.
  • Wissel lessen met verschillende werkvormen af tot een mix van lessen met verschillen in fysieke belasting.
  • Plaats bij staand werken beide benen naast elkaar op heupbreedte en verdeel het lichaamsgewicht gelijkmatig over beide benen. Voorkom staan met de knieën “op slot”.
  • Doe een cooling-down aan het eind van de les(dag).
  • Luister naar je lichaam en vraag om massage of fysiotherapie.

Maatregel 15 Ergonomisch gedrag duwen en trekken van lasten stimuleren

Algemeen:

  • Duwen is beter dan trekken;
  • Duw aan de zijde van de zwenkwielen;
  • Plaats je handen tussen heup en borsthoogte aan de duwbeugels;
  • Breng de rolcontainer/kar rustig op gang. Dit kost minder kracht. Plaats eventueel één voet op het onderstel;
  • Houd de rolcontainer/kar rijdende;
  • Als je draait, loop dan zelf om het object heen en neem het in die beweging met je mee. Het object zal dan soepel om zijn as draaien.

Houding:

  • Benut je lichaamsgewicht, met name bij zware karren. Ga iets naar voren hangen als je duwt en naar achteren als je trekt;
  • Start met één voet voor de andere;
  • Zorg voor een rechte rug;
  • Duw óf trek de rolcontainer/kar zoveel mogelijk met twee handen (symmetrisch)
  • Houd je armen licht gebogen (gebruik je biceps).

Maatregel 16 Ergonomische gedrag tillen stimuleren

Er zijn verschillende manieren van tillen. De minst belastende manier is de zogenaamde gewichtshefferstechniek te hanteren. Deze houdt in:

  • Ga recht voor de last staan
  • Houd de last dicht bij het lichaam
  • Til de last met beide armen. Verdeel het gewicht evenredig over beide armen
  • Til vanuit je benen. Houd daarom je knieën altijd licht gebogen (maximaal 90⁰)
  • Houd je armen licht gebogen
  • Til grote en zware lasten met z’n tweeën.

Of je deze techniek kan toepassen is afhankelijk van de omgeving. Als je weinig beweegruimte om je heen hebt, dan kan het moeilijk zijn om recht voor de last te staan of om de last met twee handen op te pakken. Belangrijk is om zoveel mogelijk je krachtspieren te gebruiken. Dat zijn je bovenbeenspieren, bilspieren, buikspieren en biceps. Om die goed te kunnen gebruiken moet je je knieën en ellebogen niet overstrekken.