Kijk vanuit het beeld uit 1.3.2 naar de patronen achter de energievreters en -bronnen. Hoe is er in de afgelopen tijd met deze zaken omgegaan?
5 strategieën: welke van de 5 strategieën is er per energiebron en energievreter tot op heden toegepast? Wat maakt dat het tot nu toe niet (voldoende) heeft gewerkt? En wat voor kansen liggen hier om het anders te doen?
- Energievreters aanpakken: Kan jij of de organisatie een energievreter voorkomen of verminderen (bijvoorbeeld taakonduidelijkheid). Onderzoek de oorzaken, het gedragspatroon hoe er met de energievreters is omgegaan en bedenk samen wat je daarin kan verschuiven/verbeteren.
- Energievreters accepteren: sommige energievreters horen bij het werk of zijn niet te beïnvloeden. Bijvoorbeeld het feit dat de organisatie door de politiek wordt gestuurd, dat je met veel belanghebbende partijen moet samenwerken of dat er altijd keuzes gemaakt moeten worden tussen middelen, financieren en mensen. Vraag is dan veel meer: hoe kan ik er mee omgaan dat ik ze kan accepteren? Zodat ze me minder energie kosten dan nodig? Hier is vaak veel te leren van collega’s. Hoe doen zij dit? Gebruik de wijsheid van de groep.
- Energiebronnen vergroten: Zijn er zaken in het werk die je energie geven? Zaken uitzoeken? Iets nieuws oppakken? Successen vieren? Opruimen of een project leiden? Kijk dan hoe je meer van dit soort activiteiten kan doen. Sommige zaken zijn voor andere collega’s misschien wel juist een energievreter en die geven die dan graag aan jou. Misschien kan je zo wel een van jouw energievreters uitruilen.
- Energiebronnen toevoegen: Als je kijkt naar de werkbronnen van je collega’s, zie jij die ook wel willen? Ga dan in gesprek of je dat samen of alleen kunt organiseren.
- Ontspannen binnen en buiten het werk. De boog kan niet de hele tijd gespannen staan. Hoe ontspan jij in het werk, en erna? Welke ruimte biedt de manier waarop de organisatie is georganiseerd dat dit ook mogelijk is?
Zijn er betrokkenen die eerder tegenwerken dan meewerken? Die een andere visie hebben en een andere koers willen varen? Bespreek dan met elkaar waarom de ander dit wil. Luister goed en begrijp de ander, voordat je verwacht dat de ander jou begrijpt. Ga eens na waar je het wél over eens bent, of ga met een klein groepje mensen samen in gesprek om tot goede afspraken te komen.
Minimumeisen plan van aanpak ongezonde werkdruk (verplicht):
Maak op basis van de gesprekken samen met collega’s en leidinggevende een plan van aanpak. Bedenk samen voor de gesignaleerde oorzaken die je kunt veranderen voldoende doeltreffende maatregelen. Streef naar het verminderen van geconstateerde oorzaken van werkdruk, maar zeker ook naar het verhogen van de energiebronnen. Verdeel de activiteiten in fases met een realistische tijdsplanning. Benoem per activiteit wie verantwoordelijk is. Benoem welke partijen je in welke fase op welke manier gaat betrekken, waaronder de ondernemingsraad/personeelsvertegenwoordiging. Spreek af wanneer deze maatregelen uit te voeren en te evalueren.
Bedenk dus samen hoe energievreters te verminderen en werk aan het vergroten of vermeerderen van de energiebronnen. Geef ook aandacht aan het verbeteren van de manieren om tijdens en naast het werk te ontspannen en de batterij weer op te laden.
- Checklist energievreters verminderen (bijlage 13)
- Checklist energiegevers vergroten (bijlage 14)
- Checklist inspiratie voor meer ontspanning (bijlage 15)
Tips en advies voor het verbeteren van de balans tussen werkdruk en werkplezier. Deze zijn geen ‘verplicht’ onderdeel van de Arbocatologus
Uit de analyse van energievreters en energiegevers kunnen verschillende oorzaken naar voren komen. Op basis van de ervaringen in organisaties in de cultuureducatie reiken we je 13 suggesties aan. Deze zijn te herkennen aan de lampjes. Dit zijn geen verplichtingen vanuit de Arbocatalogus, maar afspraken in de CAO of tips en adviezen. De suggesties beginnen heel algemeen, op organisatie niveau en worden daarna steeds persoonlijker.
- Optimaliseer Werving & Selectie
Het begint al bij de selectie. Werkplezier stimuleer je door een goede “fit” tussen het werk en mens. Hierbij sluiten taakeisen, werkbelasting en capaciteiten van de werknemer goed op elkaar aan. Naast kennis, vaardigheden en werkervaring zijn ook persoonlijkheidskenmerken van belang. Past iemand in de cultuur? Kan iemand grenzen stellen? Hoe gedreven is een persoon? Bij de werving en selectie van (nieuwe) medewerkers verdient dit aspect dan ook de nodige aandacht.
In de bijlage kun je een voorbeeld vinden van een richtlijn voor het inrichten van het wervings- en selectieproces (bijlage 16 Werving & Sollicitatieproces in 10 stappen).
- Gebruik een goed inwerkprogramma
Goed inwerken verlaagt de werkdruk en verhoogt het werkplezier. Leg een goede basis in de eerste dagen (weken) van het dienstverband over specifieke afspraken en regelingen binnen de eigen organisatie. Het inwerkprogramma bevat o.a.
- Missie, visie en algemeen beleid van de organisatie;
- Organisatie van medezeggenschap;
- Arbeidstijden (ook in relatie met mogelijke andere dienstverbanden);
- Voorlichting over werkdruk & functie-inhoud;
- Voorlichting over blootstelling aan geluid;
- Voorlichting over fysieke belasting (o.a. beeldschermwerk);
- Afspraken rondom ongewenste omgangsvormen;
- Het personeelshandboek.
Naast of in de plaats van een inwerkprogramma kan het ook zinvol zijn om nieuwe medewerkers te koppelen aan een mentor. Ook op deze wijze kunnen zij goed vertrouwd raken met de organisatie.
- Hanteer heldere functieprofielen (zie de CAO)
Door Sociale Partners in de Kunsteducatie is in de CAO het functiehuis OB/KE per 2023 geïmplementeerd. Deze beschrijvingen omvatten een korte omschrijving van de functie en de taken waaruit de functie is opgebouwd. Klik hier voor de CAO Kunsteducatie. De beschrijvingen zijn opgenomen in bijlage 3 van de CAO. Deze beschrijvingen zijn generieke beschrijvingen, het is belangrijk om deze te specifiëren naar de situatie van de functie.
- Pas een goed diversiteitsbeleid toe
Ontwerp specifieke maatregelen voor groepen werknemers als zwangere vrouwen, medewerkers met jonge kinderen, medewerkers met een handicap, allochtone werknemers, ouderen. Elke groep vraagt om specifieke regelingen of programma’s. Te denken valt aan flexibele werktijden voor ouders met jonge kinderen, vrijstelling van onregelmatige werktijden voor ouderen, taalprogramma’s voor allochtonen en technische aanpassingen voor mensen met een handicap. In de culturele sector maken wij de sector inclusief met de Code Diversiteit & Inclusie. De code geeft handvatten en tips over inclusie en diversiteit: https://codedi.nl/.
- Pas Taakroulatie en Jobrotation toe
Bevorder het goed omgaan met veranderingen door op gezette tijden van functie te wisselen. Veel organisaties hanteren dit beginsel. Medewerkers zijn op deze manier niet alleen multi-inzetbaar, maar werken ook aan hun eigen ontplooiingsmogelijkheden. Tegelijk neemt hun mentale en emotionele weerbaarheid toe. Hierbij kan gedacht worden aan het rouleren van taken bij medewerkers van ondersteunende diensten maar ook bijvoorbeeld aan het wisselen van (leeftijds)groepen of locaties bij docenten en het werken in andere cursusvormen of nieuwe markten.
- Gebruik een functioneringsgesprekken cyclus
Elke medewerker moet weten wat er van hem of haar verwacht wordt. Onzekerheid hierover beperkt regelmogelijkheden. Functioneringsgesprekken en Persoonlijke Ontwikkeling Plan (POP)- POP[1]-gesprekken zijn hiervoor adequate middelen. De medewerker draagt ook zelf bij aan het scheppen van duidelijke verwachtingen over de taak en rol door aan te geven wat de medewerker verwacht van de eigen taakuitvoering en die van de collega’s en leidinggevenden. Zie bijlage 17 voor een opzet van een functioneringsgesprek.
Instrumenten die hierbij ingezet kunnen worden zijn gesprekken met collega’s, psychologische testen en simulaties. Steeds vaker maken organisaties dan ook gebruik van een profiel waarin taakeisen en de daarvoor benodigde competenties, maar ook het omgaan met werkstress worden opgenomen in de selectieprocedure.
- Stimuleer situationeel leidinggeven
Uit onderzoek is gebleken dat succesvolle leidinggevenden in staat zijn om aan te sluiten bij de specifieke behoefte aan leiderschap en structuur van verschillende medewerker of in verschillende situaties. Onder de naam situationeel leidinggeven zijn verschillende stijlen van leiderschap beschreven. Naast deze stijlen zijn uiteraard ook andere stijlen van leidinggeven mogelijk. Door het inzetten van de meest geschikte stijl op het juiste moment zullen motivatie en resultaten van de medewerkers toenemen maar ook zullen negatieve effecten als werkdruk beperkt kunnen blijven. Een toelichting op situationeel leiderschap vind je in bijlage 18 situationeel leidinggeven.
De medewerker die lijdt onder werkdruk en stressreacties vertoont is gebaat bij een leidinggevende die luistert, meedenkt en analyseert waar de knelpunten zitten. Oplossingen alleen aan de medewerker zelf overlaten werkt echter soms niet, net zomin als het invoeren van oplossingen zonder instemming van de medewerker.
- Pas goed en voldoende werkoverleg toe
Werkoverleg is één van de belangrijkste manieren om contactmogelijkheden tussen leidinggevende en werknemer te realiseren. Daarbij vergroot het ook de betrokkenheid van medewerkers bij elkaar en bij de organisatie. Een goed functionerend werkoverleg draagt bij aan een constructieve teamsfeer. Het is de verantwoordelijkheid van de leidinggevende om structureel met medewerkers te overleggen. Bij werkoverleg gaat het om communicatie tussen leidinggevende én teamleden over zaken die met het werk samenhangen. Het doel van het werkoverleg is om het functioneren van het team te optimaliseren en te leren van knelpunten in het werk. Zo kunnen medewerkers inspraak hebben en invloed uitoefenen op besluitvorming. Dat stelt de medewerkers in staat invulling aan hun regelmogelijkheden te geven. En dit heeft een positieve uitwerking op de (ervaren) werkdruk en werkstress. Zie bijlage 2 voor de handreiking werkoverleg.
- Arbeidsvoorwaarden
Veel medewerkers ervaren werkdruk door arbeids- en inkomensonzekerheid. De trend dat werkgevers steeds meer gebruik van flexibele arbeidsovereenkomsten en tijdelijke contracten is nog niet gestopt.
Bij docenten kunnen de omvang en het aantal dienstverbanden een belangrijke bijdrage leveren aan werkdruk en mogelijk leiden tot werkstress. Het is belangrijk om al in een vroeg stadium (bij indiensttreding) en hierna op regelmatige basis (bijvoorbeeld jaarlijks) aandacht te hebben voor de factoren die hier een rol in spelen. In bijlage 19 wordt een checklist meerdere dienstverbanden aangeboden waarbij verschillende aspecten worden aangegeven. In de CAO voor de Kunsteducatie worden model arbeidsovereenkomsten gegeven.
- Vraag en geef feedback
De mate waarin jij en je collega’s terugkoppeling en informatie ontvangen van elkaar en de leidinggevende draagt bij aan het leervermogen en de persoonlijke effectiviteit van de medewerker. Bijvoorbeeld feedback over hoe jullie elkaars gedrag ervaren en over ieders effectiviteit van zijn handelen. Het ontvangen en geven van feedback op een goede manier leidt tot gevoelens van bekwaamheid, eigenwaarde en optimisme. Tijdige feedback op een constructieve manier laat het vertrouwen dat je hebt in jezelf groeien. Je voelt je capabel, wordt betrokken en gezien en daardoor groeit de motivatie om je taken uit te voeren en voel jij je meer vitaal, toegewijd en bevlogen in je werk.
- Organiseer intervisie en leer van elkaar
Een bijzondere vorm van feedback is intervisie. Intervisie is een gestructureerde wijze van collegiaal overleg. Het biedt de mogelijkheid om in kleine kring en in een vertrouwelijke sfeer de vraagstukken van de eigen organisatie te bespreken. In kleine groepen (van gemiddeld 6 personen) en met een beperkt tijdbeslag (2 uur per bijeenkomst) kan verschillende malen per jaar gewerkt worden aan intervisie. Op een weinig tijdrovende manier draagt deze collegiale consultatie bij aan je eigen ontwikkeling en het bespreken van onder andere werkdruk en functie-inhoud. Intervisie is leerzaam, laagdrempelig en heeft een systematische aanpak van werksituaties en/of problemen en is gericht op concrete uitkomsten. In bijlage 20 handreiking intervisie wordt een bruikbare werkvorm voor intervisie beschreven.
- School en coach medewerkers in persoonlijke effectiviteit
Werkstress ontstaat als jouw belasting langere tijd hoger is dan je belastbaarheid. De belastbaarheid is afhankelijk van je persoonskenmerken van de medewerker. Als je leert effectiever om te gaan met taakeisen, tijdsdruk en werkdruk en om (persoonlijke) energiebronnen effectiever in te zetten wordt jouw individuele belastbaarheid groter. Een goed beeld van de eigen competenties in relatie tot de taakeisen, de regelmogelijkheden en de verwachtingen van het werk, draagt hieraan bij. Hierdoor kan jij een betere inschatting maken van jouw effectiviteit in relatie tot je werk. Hierdoor krijg je meer vertrouwen in je eigen bekwaamheid en dat biedt bescherming tegen de negatieve effecten van werkdruk en als je uit balans raakt. Heb jij misschien ook baat bij een cursus timemanagement?
- Jouw eigen verantwoordelijkheid als medewerker
De organisatie is (wettelijk) verantwoordelijk voor goede arbeidsomstandigheden en maatregelen ter voorkoming van werkdruk gerelateerde klachten. Jij als medewerker bent zelf verantwoordelijk voor het handhaven en vergroten van je eigen belastbaarheid. Doe dit door te werken aan een goede balans tussen werk en privé en op eigen initiatief te werken aan de eigen ontwikkeling en scholing. Daarnaast heeft een gezonde levensstijl een positieve invloed op de belastbaarheid. Hoewel het privédomein geen verantwoordelijkheid van de werkgever is, kan de werkgever wel kritische vragen stellen aan jouw als medewerker over de gevolgen van keuzes in het privéleven op de belastbaarheid tijdens het werk.
Extra informatie:
Wil je weten hoe de Nederlands Arbeidsinspectie kijkt bij het beoordelen van de maatregelen in jouw plan van aanpak? Hieronder lees je het toetsingskader.
- is de arbeid hygiënische strategie gevolgd? Pak oorzaken van energievreters als dat kan éerst bij de bron aan, als dat niet kan, kijk je of met voorzieningen het risico en de impact kunt verkleinen en pas als laatste het risico beheerst met beschermingsmiddelen of training van de medewerker. Dus pak met name de bron van de energievreter aan waar mogelijk.
- bij breed ervaren energievreters gaat een collectieve aanpak (met collectieve maatregelen) boven een individueel ervaren energievreter.
- bij individuele energievreters kies je een individuele aanpak.
- maatregelen moeten goed aansluiten bij de geconstateerde energievreters of energiebronnen.
- kies maatregelen om de onderlinge sociale steun te vergroten en van leidinggeven naar de medewerkers als dit wordt genoemd als een oorzaak
- kies maatregelen om de autonomie in een functie te vergroten als dit genoemd wordt als knelpunt.
- streef ook actief naar het vergroten en toevoegen van energiebronnen.
Het vergroten van autonomie en sociale steun zijn bewezen effectief tegen werkdruk en verminderen de kans op een burn-out. Daarom worden deze energiebronnen specifiek genoemd.
Verder kan de inspecteur de volgende onderwerpen met de werkgever bespreken:
- Commitment van de werkgever is essentieel voor een succesvol werkdrukbeleid.
- De medewerkers, binnen teams met hoge werkdruk, moeten nauw worden betrokken bij het zoeken naar oplossingen en het kiezen van de maatregelen. De werkgever is altijd verplicht de maatregelen met de betrokken werknemers en de OR of personeels- vertegenwoordiging te bespreken.
- Naast maatregelen, waarvan de effecten pas na langere tijd zichtbaar worden, moet de werkgever ook maatregelen nemen die al op korte termijn tot verbetering leiden.
Uit onderzoek blijkt dat bovengenoemde drie punten, waarop inspecteurs niet actief kunnen handhaven, wel heel belangrijk zijn om maatregelen effectief te laten zijn.
[1] In een POP-gesprek (Persoonlijk OntwikkelPlan) staat de persoonlijke ontwikkeling van de medewerker (uiteraard in relatie tot de organisatiedoelstellingen) centraal.